Deze week kreeg ik het programma van de Zomerfeesten van FC Berghuizen onder ogen. Zaterdag 4 juni beginnen ze weer, op het sportpark en in de feesttent op de parkeerplaats. Aanleiding in gedachten terug te keren naar het midden van de jaren zeventig.
Zomerfeesten? Die naam gebruikten we toen nog niet. Dat kwam pas jaren later. Nee, toen we met balken op het dak van de kantine en op de stang van de ballenvanger een overdekte doorloop maakten naar de tent op het gravelveld, hadden we het over de fancy fairfeesten in Berghuizen. Ik was er maar wat trots op dat ik als A-junior en hulpje van de ervaren timmerman Herman Lentfert mocht/moest helpen. Op de balklaag sloegen we houten platen vast. Over dat alles heen kwam een vrachtwagenzeil. En zo kwam je altijd droog in de tent.
Frans Thijert bracht een stukje fancy fair ervaring mee uit zijn geboortedorp Deurningen. Niet zo raar dan ook dat we daar uit de kelder onder de sporthal met de eierwagen van Engbers de schietstands, ballengooistand en de stand voor het touwtje trekken vandaan haalden. Altijd prijs! Niet te vergeten het grote Rad van Avontuur. De tent die ik nu beschrijf was al stukken beter dan de eerste twee jaar van de fancy fairfeesten. Toen werd om het een en ander neer te zetten het stuk voor de kantine gewoon overkapt met dekzeilen. Ik heb dit voor de zekerheid nog even nagevraagd bij Wim Olde Kalter, die net als ik diep in gedachten verzonk, maar dit wel beaamde.
Niet dat die tent op de oefenhoek (Gerrit Zwiep was volgens mij de leverancier) nu kurkdroog bleef. Nee, als het flink regende lekte het water over de klinkers naar binnen en konden we met bezem en zwabber aan de slag. Ik ben in die jaren allround geworden bij de fancy fair. Het zal niet meteen aan het begin van mijn werkzaamheden zijn geweest, maar gaandeweg trok ik op met onder meer Jan Wilbers en Bertus van Urk om sponsoren te werven. Reclametekenaar Theo Dijkhuis produceerde met vaardige hand de op houten latten gespijkerde kartonnen reclameborden. Het was onze eer te na als de tent aan weerskanten schuin onder het dak en rondom niet vol hing met borden, die goed geld voor de club opleverden.
Natuurlijk kwamen in die tijd de beroemde Klengola Stars van de gebroeders Engelbertink spelen in de tent. Soms haperde de versterker en dan werd in een korte pauze de soldeerbout in het apparaat gestoken. Als het dan weer werkte riep Leo Engelbertink in de microfoon: ‘Test een twee, tweeëneenhalf.’ Vooral dat tweeëneenhalf vergeet je nooit. Persoonlijk hoogtepunt voor mij was ‘ergens’ in die tijd het optreden van de nog jonge band Aqua. Met Tonnie Eshuis, Hans Smits, zangeres Elise (later Elise Eshuis) maar ook met drummer Marcel Engelbertink uit de Meeuwenstraat in onze wijk. Elise zong ‘Ein bisschen Frieden’ van de toen populaire Duitse zangeres Nicole: ‘Wie eine Blume am Winterbeginn,
Und so wie ein Feuer im eisigen Wind.’ Ik zing die beginregels nog wel eens, altijd diep onder de indruk gebleven. Of dat was van Elise of de songtekst van Nicole mag u zelf raden.
We haalden overal in Oldenzaal spullen op voor de rommelmarkt. Schemerlampen, televisies, koelkasten en eindeloze hoeveelheden klein spul. Fons Christenhusz reed met trekker en platte wagen van boer en broer Henk op een zaterdagmiddag in De Thij, en riep met volgeladen wagen: ‘Woar noe hen?’ Wij schreeuwden terug: ‘Doar op ’n hook linksof, Fons’ en kropen weg achter stoelen en kasten om onze schaterbuien te verbergen. Eenmaal linksaf reed Fons zo de toenmalige zigeunerlocatie op en de bewoners dachten dat wij hen spullen kwamen brengen. We wisten toen ze allemaal uit de barakken kwamen, niet hoe snel we weg moesten komen. Wat Fons naderhand allemaal tegen ons zei is hier niet voor herhaling vatbaar.
Fons was een geweldenaar, een man met vele talenten en connecties. Zo verzorgde hij bij drukkerij Roelofs aan de Voortsweg in Enschede waar hij werkte alle flyers voor de activiteiten tijdens de fancy fair en de daaropvolgende Zomerfeesten. De tekstkleur was altijd groen, het papier wit en het kostte niets want Fons sneed netjes overgebleven papier en restanten af op de snijmachine. We gingen er allebei op de bromfiets heen en werkten stroef een avond of zaterdagmiddag door.
Een jaar was er op zondagmorgen een zetwedstrijd voor klootschietliefhebbers op het hoofdveld. Een kloot landde met een enorme klap op de rommelmarkt, precies op het deksel van een oude, ronde wasmachine. De toen al massaal aanwezige bezoekers van voornamelijk Turkse komaf sprongen van schrik een halve meter in de lucht.
En toen besloten we in wat inmiddels de Commissie Zomerfeesten was geworden, bij Eylering in Nordhorn een grotere tent met houten vloer te bestellen. Die kwam te staan op wat nu het hoofdveld is. Een stap voorwaarts. Ik stel vele jaren later nu nog met genoegen vast dat we toen werkten met een hele fijne, fantastische ploeg mensen. Wat een gezelligheid en ook, ja, het is zoals het is: wat een bier! Toen werd de naam ook ‘Zomerfeesten Zuid-Berghuizen’ en kozen we voor een wat gewaagder programmering en er kwamen allerlei sporttoernooien en een tien kilometerloop bij. Ooit gewonnen door de hardlopende politieman uit Weerselo Harrie uit het Broek in een tijd van 36 minuten en … seconden. Wat hadden we allemaal niet? Heteluchtballonnen, die opstegen op wat toen veld 1 was, motorvoetbal en Gerard du Prie, die in 1983 werd uitgeroepen tot de Sterkste man van Nederland. Hij kwam bij Berghuizen een uurtje aan een vrachtwagen trekken en deed nog wat sterke kunstjes. Je belde zo’n man destijds gewoon thuis op en vroeg of hij wilde komen. Hij was een beetje laat die zondagmiddag. Ik stond hem op te wachten bij de kleedkamers. Hij kwam aan in een grote Amerikaanse slee en toen ik hem de hand drukte zei hij: ‘Wat is dat voor kerel daar?’ Hij zag namelijk Paul Velthuis staan en meteen gingen bij de sterkste man van het land de alarmbelletjes af.
Muzikaal boekten we mooie successen met optredens, maar een keer was er sprake van een echec. Dat was toen we de populaire band Mai Tai hadden geboekt en Paul Borghuis uit woede dat we dat flikten dezelfde band een week eerder programmeerde in de Jumbo dancing. Bij ons kwam dientengevolge maar een paar man. Gelukkig kwamen we het te boven.
Het mooiste optreden vond ik de reünie van de band Topaz in de tent. We konden de vaten bier niet aanslepen. De door mij altijd mateloos bewonderde zanger, basgitarist, drummer en accordeonist Wolter Dassen sleepte zijn microfoonsnoer om half een ’s nachts al ruim na sluitingstijd de nog volle tent in en zong in rock and roll stijl in gescheurde vale spijkerbroek met volleybal kniestukken om de Zuiderzeeballade van Sylvain Poons en Oetze Verschoor.
U moet weten dat Wolter stotterde en dat was best lastig, toen ik hem ooit interviewde voor de krant. Maar als hij eenmaal de microfoon had,was dat stotteren compleet verdwenen. Die avond bij Berghuizen zong hij de sterren van de hemel. Tot de politie kwam, gealarmeerd door lui uit de Bijvanckstraat die vanwege al die decibellen die zich uitstortten over Oldenzaal, niet konden slapen. De agenten sommeerden kapper Arie, die bardienst had in de zeskantige bar achterin de tent, meten de stekker van de muziek eruit te trekken. Een van de agenten trok de verontwaardigde Arie aan de arm. Arie riep daarop luid: ‘Blief van mie of man!’ En daarmee is dit verhaaltje over onze legendarische zomerfeesten uit. We zouden er nog uren over kunnen vertellen.