Op verzoek van de redactie van Groen en Wit, het clubbad van FC Berghuizen, voert oud-clubbladredacteur Felix Nijland een keer per kwartaal een uitvoerig gesprek met een bekend of minder bekend lid van de club. We nemen de interviews ook mee op Hallo Berghuizen!
Al in 1978 nam ik me voor ooit het levensverhaal van Vay van der Meer op te schrijven. Vay was toen net een paar maanden in Oldenzaal. Oudste zoon Tyrone was al geboren, echtgenote Loes was hoogzwanger van Roger. Nu, veertig jaar later, komt het er dan eindelijk van als we elkaar om tien uur in de ochtend weer eens zien in boerderij Stakenboer. Hij wil eerst even naar hun eerste huisje in Oldenzaal, in de nabijgelegen Lijsterstraat. ‘Welk jaar was die strenge winter, waarin Evert van Benthem de Elfstedentocht won? 1986… Weet je dat ik toen heb leren schaatsen op de Stakenbeek?’ Hij wijst in de verte. ‘Ik viel wel honderd keer tussen allemaal kleine kindjes. Maar volhouden, net zo lang tot ik niet meer tegen het ijs sloeg.’
Een krachtige Surinamer op het gladde ijs in Zuid-Berghuizen, het moet welhaast enige indruk hebben achtergelaten. Dat was in elk geval zo toen hij zijn opwachting maakte in het derde elftal van FC Berghuizen, waar ondergetekende in die jaren ook deel van uitmaakte. Vay trapte een aardig balletje mee. Het waren Arie en Rudi van de Berg, zijn toenmalige overburen die hem wisten te vertellen dat Oldenzaal in die tijd drie voetbalclubs kende. ‘Maar volgens hen was er maar één club goed en dat was FC Berghuizen. Dus daar kwam ik bijna vanzelfsprekend terecht.’
Onberoerd liet zijn komst Berghuizen zeker niet. Als Mister Vé stal hij jaren achtereen de show met zijn vuurblaasact tijdens de bazaarfeesten. Schrijver dezes moest zijn rug en schouders dik insmeren met een vette olie, zodat zijn huid bestand bleef tegen de smeulende fakkels die hij tegen zich aandrukte. De bezoekers in de altijd volle feesttent keken ademloos toe, zeker als hij aangekleed als een fakir een slok had genomen van een geheim brouwsel, waarna hij de vlammen bijna tegen het tentdak aanspuugde. ‘Ik had het geleerd van een Indiaan in Suriname en wilde graag iets voor Berghuizen doen. Dat kon ik op deze manier.’
Wie is je vader, wie is je moeder?
‘Mijn vader is Ortwin Cyrus, douanebeambte op vliegveld Zanderij bij Paramaribo. Mijn moeder is Gonda van der Meer, ook douanebeambte op de luchthaven. Ik draag de achternaam van mijn moeder. Ze leven allebei niet meer. Mijn vader was een stoute man. Hij heeft bij meerdere vrouwen twintig kinderen verwekt. Hij was niet getrouwd met mijn moeder maar gehuwd met een andere vrouw. Ik heb dus naast mijn twee zussen heel veel halfbroers en halfzusjes. Mijn vader heeft er wel voor gezorgd dat we elkaar allemaal kennen. Ik neem mijn ouders niets kwalijk. Wat schiet je daar mee op? Zo ging het veel vaker in Suriname. Mannen waren vrij dominant, vrouwen lang niet zo zelfverzekerd en zelfstandig als nu. Hoewel hij niet bij ons woonde, heeft mijn vader wel altijd goed voor mij gezorgd. Mijn moeder had het financieel vaak lastig. Als ze de drinkwaterrekening niet kon betalen moest ik ’s nachts stiekem emmertjes water aftappen bij de buitenkraan van de buren. Moeder bakte macaronikoekjes om extra inkomsten te krijgen. Later begon ze geheel zelfstandig een bedrijfje in Surinaamse lekkernijen. Toen kregen we het financieel veel beter. Dat was mijn moeder.’
Jij noemt je tegenwoordig Vay?
‘Ja, dat heb ik er van gemaakt. Ze zeiden vroeger Vé, maar zoals jij weet heet ik Vivian van der Meer. Voluit: Vivian Indro van der Meer, 68 jaar nu, jawel. Wat gaat de tijd hard hé? Vay is de naam die ik uiteindelijk heb aangenomen.’
Waarom kwam jij naar Nederland?
‘Het was 1968, ik was net achttien geworden. Je wilde weg, een betere toekomst, wat avontuur, beter onderwijs en werk. Heel veel mensen zochten een vluchtroute. Naar Nederland gaan ging toen heel gemakkelijk. Je was immers als inwoner van een Nederlandse kolonie gewoon Hollander. Afstempelen bij de burgerlijke stand en het vliegtuig in. Er kwam geen verblijfsvergunning aan te pas. Ik hoopte op betere tijden, had er in Suriname niet veel van gebakken. Klassen overdoen op school. Ik was niet de gemakkelijkste puber. Bovendien had ik pech. Ik was namelijk geselecteerd voor het Surinaamse elftal, dat mee zou doen aan de Koninkrijksspelen. Maar dat kon ik op mijn buik schrijven na een brommerongeluk, waarbij ik een hersenschudding en flinke andere verwondingen opliep. Ik miste bijna een heel jaar op school.’
Eenmaal in Nederland kwam hij in de kost bij een oom in Leiden, een militair. Die zorgde dat Vay werk kreeg in een autobedrijf en naar de avondschool ging, hoewel hij het liefst bakker wilde worden. Vay vertelt: ‘Het lukte allemaal niet. Ik sukkelde anderhalf jaar maar wat aan. Kwam soms niet opdagen bij de baas. De kou in Nederland maakte me moe.’ Het werd anders toen hij in 1970 Loes ontmoette. De Antilliaanse studeerde pedagogiek in Nederland. Een lach verschijnt op zijn gezicht. ‘Weet je dat het vandaag, 21 juni 2018, precies 48 jaar geleden is dat ik Loes ontmoette? De dag dat Brazilië wereldkampioen werd in Mexico.’ Eind 1971 vertrokken beiden naar Suriname. Voor een vakantie, misschien om er te blijven. Dat gebeurde niet. Loes raakte zwanger, maar verloor het eerste kindje. Getrouwd kwamen ze op een zolderappartement in Den Haag terecht, met als voornaamste drijfveer dat Loes haar studie zou afmaken.
Vay had allerlei baantjes, zoals afwasser in het Congresgebouw. Ze wilden een woning zonder veel trappen, zoals naar de zolder in Den Haag. ‘Ons tweede kind was op komst. Een beter huis was wenselijk. Nadat Suriname in 1975 onafhankelijk was geworden, was er sprake van een spreidingsbeleid onder Surinamers. Gemeenten in Nederland werkten in het algemeen goed mee aan het vinden van geschikte huisvesting. We kozen voor Oldenzaal. Ik kon namelijk aan het werk bij Vredestein in Enschede. Uiteindelijk kregen we ons huisje aan de Lijsterstraat in Zuid-Berghuizen.’
En zo kwam hij bij FC Berghuizen, waar hij zich al gauw ontpopte als een gezelligheidsmens, doorgaans vrij lang van stof in zijn betogen en pogingen iets uit te leggen, maar al gauw geïntegreerd en goed geaccepteerd. Bij FC Berghuizen speelden in die jaren wel Indische jongens, maar Vay was de eerste negroïde speler. Of hij last heeft gehad van discriminatie, wil ik van hem weten. ‘Soms’, zegt hij, waarbij hij wel onderscheid maakt. ‘Ik heb een hele goede oud-collega. Als hij me ziet met Sinterklaas, roept ie: ‘Hey Zwarte Piet.’ Geen probleem, hij bedoelt het goed. Bovendien heb ik niets tegen het fenomeen Zwarte Piet. Ook in Suriname kwamen de Sint en zijn Pieten aan over de Surinamerivier bij de aanlegsteiger aan het Onafhankelijkheidsplein. Anders wordt het als ze echt kwetsen. Ik ben best wat gewend, ook al omdat Suriname een smeltkroes is van culturen, waar je heel wat meemaakt, maar als het echt kwetsend wordt sla ik iemand kapot. Dat is een enkele keer gebeurd. Bijvoorbeeld bij Vredestein, waar een heftruckchauffeur me aan de pers waar ik stond verbrand rubber aanbood, waar niet mee te werken was. Toen ik zei dat hij me ander rubber moest brengen zei hij: ‘Je bent zelf verbrand rubber.’ Ik greep hem, mijn vuist trof zijn neus en het bloed spatte alle kanten op. Een dag later had ik ontslag.’
Dat zal hem niet snel meer gebeuren. Ouder, milder, rustiger, dat geldt in zekere zin ook voor Vay van der Meer. Zeker nu zijn kinderen Tyrone in Barendrecht, Roger in Houston (Texas) en Dayenne (in Haarlem) hun draai hebben gevonden en hij twee schatten van kleinkinderen heeft. En nadat hij in 2000 werd getroffen door een hartinfarct, waarna hij bleef sukkelen terwijl hij achtereenvolgens werkte voor uitzendbureaus, metaalbedrijf Dikkers in Hengelo en een meubelmaker in Oldenzaal. En in de vrije uren taxi reed en actief was in de voetbalsport. ‘Drukte en stress kwamen het genezingsproces niet ten goede. Tot ik in 2005 deels ben afgekeurd. Tot de dag van vandaag gaat het goed met de gezondheid. Ik stap recreatief op de racefiets en wandel en dat doet me goed.’
Als hij terugkijkt heeft hij geen spijt van zijn wilde jaren, soms tot in de late uurtjes in het uitgaansleven. Pratend met mensen, uitleggen wat zijn visie is op bepaalde zaken. ‘Spijt? Nee. Wilde jaren horen bij het leven, net als genieten.’ Hoewel hij een uitstapje maakte als trainer naar Quick ’20 is hij al lang terug op het vertrouwde nest. Dit en ook komend seizoen als elftalleider van FC Berghuizen heren 1. Soms schiet hij langs de lijn nog uit zijn slof, zoals ooit die keer dat hij zich als toeschouwer mateloos ergerde aan een scheidsrechter die Berghuizen A1 floot. ‘Hee man, was je kont toch eens’, riep hij de arbiter geheel in Surinaamse stijl toe, tot hilariteit van alles en iedereen. Hij neemt het zoals het is. ‘Ik heb passie en emotie, zeker in het voetbal, mijn hobby. Dat stop je niet zomaar weg. Het vuur zit er nog steeds in.’
Dan volgt in het park nog een mooie ontmoeting. Vay ziet de zestienjarige Mo met zijn kleine zusje. Mo staat in Berghuizen A1 te boek als absoluut talent en meldt glimmend van trots dat hij komend seizoen mee mag trainen met het eerste. Net als Berghuizengoalie Raymond van der Gouw op die leeftijd ooit overkwam, de latere reservedoelman van Manchester United. ‘Gefeliciteerd jongen’, zegt Vay tegen Mo. En dan fluistert hij tegen mij: ‘Dit wordt een grote voetballer, let op mijn woorden.’