Het onderwijsteam van de H. Hartschool in 1964-1970. Staand v.l.n.r. Bert Kok (3e klas), Willie Olde Monnikhof (2e klas) en Jos Ensink (4e klas). Zittend v.l.n.r. Gerard Oude Boerrigter (5e klas), hoofd der school Jan Olde Kalter (6e klas) en Siny Oude Boerrigter (1e klas).
Terwijl een ijzig koude vrieswind om mijn hoofd blies drukte ik ’s avonds om een uur of zeven een ansichtkaartje in de brievenbus van Burgemeester Wallerstraat 80. Het huis van mijn oude meester J.G.P. Olde Kalter. Hoofd der Boerenschool, of, zoals ze het in de stad aan de andere kant van het spoor zeggen: de H. Hartschool. Het kleurige ansichtkaartje wijst de inwoners van onze wijk op de nieuwe website Hallo Berghuizen! Maar dat even terzijde.
Terwijl ik het kaartje met enige moeite door de brievenbus duwde – er zat zo’n weerbarstige windvanger achter – schoot een aantal gedachten door mijn hoofd. Dat kwam eigenlijk in de eerste plaats omdat me altijd van alles te binnen schiet als ik aan de beste onderwijzer denk, die ik ooit gehad heb. En omdat ik me omdraaide en vanaf de Stakenkamplaan een auto via zo’n beetje de linkerkant van de straat linksaf de Burgemeester Wallerstraat op zag draaien.
Verkeerslessen
Toen dacht ik aan de meester en zijn verkeerslessen. Die hadden we nog in het schooljaar 1969-1970, toen ik in de zesde klas zat. Die automobilist, die zat namelijk goed fout. Mijn meester zei altijd dat je een bocht naar rechts zo kort mogelijk moet nemen. Maar een bocht naar links zo ruim mogelijk. Denk daar maar eens over na en kijk dan in het verkeer van alledag eens hoe automobilisten, scooterrijders en fietsers heden ten dage een bocht naar links nemen.
Zo doe ik het nooit. Indachtig de wijze lessen van onze meester neem ik een bocht naar links zo ruim mogelijk. Altijd! En voor de eeuwigheid! Je denkt dan nog verder. Aan biologie in de praktijk. Op een mooie meidag nam meester Olde Kalter ons mee naar het Lossers Voetpad, om in de bermen flora en fauna te bestuderen. Zoals zijn roemruchte collega’s en natuurvorsers Bernink en Dingeldein dat in Denekamp al deden.
Krant in de klas
Maar ik dacht ook aan de krant in de klas. Op vrijdagmiddag hield de meester een krantenkwis. Met een prijsje voor de winnaar. Het ging altijd tussen Nicoline Hoog Antink, Agnes Wolbert en mij. Maar dat is niet zo belangrijk. Onderliggende gedachte was dat onze meester ons zo aandacht voor het actuele nieuws bijbracht en ons aanspoorde de krant te lezen.
Soms vertelde de meester een persoonlijk verhaal. Zoals toen hij zijn eerste auto aanschafte. Een volautomatische lichtbruine DAF-55. Daarmee kwam de meester voor het eerst van zijn leven op de enorme rotonde Velperbroek bij Arnhem. Hij reed er wel drie keer omheen, voor hij door had hoe hij de afslag naar Utrecht moest nemen. We zaten ademloos te luisteren en zagen het voor onze ogen gebeuren. Zeker toen de meester vertelde dat hij de kokosmat een beetje onder zijn gaspedaal had geschoven. Dit om te voorkomen dat zijn DAF te hard ging. Maar: wij wisten voor de eeuwigheid wat een rotonde was en hoe je die het beste kon nemen. U zult wel begrijpen dat ik als kilometerverslinder altijd aan onze meester denk als ik over Velperbroek moet.
‘Fout meester!’
Soms was de meester een strateeg. Eens, terwijl ik naar een merel keek in de heg van het houten huis naast de school, schreef hij een enorme staartdeling op het bord. Toen de merel weg hupte, bekeek ik die som der sommen eens goed. Wat? Nog eens kijken. Nee, het klopte niet. Mijn vinger schoot priemend omhoog. ‘Meesterrrr! Die som klopt niet.’ Als door een wesp gestoken keek de heer Olde Kalter op. Zijn blik schoot naar het bord. Ik zag hem hoofdrekenen. Na enig moment had hij zich hervonden en riep tegen de klas: ‘Jullie zijn allemaal sukkels. Ik heb die fout bewust (hij zei: extra) gemaakt om te kijken of jullie wel wakker waren. Kennelijk was er maar een wakker. En daarom gaat die jongen naar het lyceum!’ Ik vond het meesterlijk gevonden. Geweldig.
Alleen toen Sinterklaas met zijn Pieten op school kwam wist hij het even niet meer. Een van de Pieten rammelde met een ketting op de schoolzolder om ons schrik aan te jagen. Ineens schoot een voet met een gymnastiekschoen door het zachtboard plafond en zagen wij een heel wit been in een naar boven geschoven Zwarte Pietenbroek. Toen zei onze meesterlijke meester alleen maar: ‘Tja…’ .