Zoeken

Gerard Schoppmann in de Stakenslinger

Charon slingert wat rond en slingert wat aan; een verbindingslint van interviews met wijkbewoners. Van de ene naar de andere kant van de Burgermeester Wallerstraat. De tiende Stakenslinger met een bezoek aan Gerard Schoppmann, die met elektrotechniek alles maken kan.
Gerard Schoppmann

Zuid-Berghuizen trekt profijt van stroom van Gerard

Graag betrokken bij van alles en nog wat

Gerard doet joviaal de voordeur voor me open, waarna ik onder de steigers voor zijn woning door naar binnen loop. ‘De hele rij wordt door de WBO opgeknapt, we krijgen nieuwe daken met zonnepanelen. ‘t Is hier een drukte van belang.’ Af en toe horen we inderdaad kabaal, maar boven ons hoofd lijkt alles goed te gaan. Al snel zijn Gerard, zijn vrouw Ine en ik in een geanimeerd gesprek verwikkeld. Met als rode draad bedrading, want Gerard is van de elektrotechniek. Dat komt goed uit. Heel Zuid-Berghuizen heeft daar profijt en stroom van. Zo heeft Gerard tijdens de verbouwing van boerderij Stakenboer met veel plezier en voldoening de aanleg van de elektriciteit voor zijn rekening genomen.
 
Woar bin ie van?
 
Het verhaal gaat dat Gerard’s vader over de grens in Rheine is geboren. Toen hij bij de burgerlijke stand werd aangemeld is zijn naam verkeerd gespeld. ‘Op z’n Duuts, met twee p’s en twee n’en.’ Sindsdien gaat zijn tak van de familie met de zeldzame, luxe variant van de typische Twentse naam Schopman door het leven.
 
Gerard zelf is geboren en in een gezin met drie kinderen getogen aan de Lindestraat in de binnenstad. ‘De ULO (Uitgebreid Lager Onderwijs) beviel niet.’ Daar was Gerard al snel achter en dus zei z’n vader tegen hem: ‘Goa toch ‘t elektries in.’ Gerard kreeg een betrekking bij Assink elektrotechniek in Enschede. ‘Terwijl ik feitelijk nog niks kende. Toch was het een enorm mooie tijd, waarin ik heel veel geleerd en gelachen heb. De eerste televisie bij Ine thuis kwam nog bij Assink weg.’ Inmiddels zijn ze 47 jaar getrouwd en al die tijd woonachtig in Zuid-Berghuizen.
 
Na zijn diensttijd kon Gerard in Oldenzaal terecht bij Teggeler, ‘bij de duiven achter de oude kerk. Daar heb ik zeventien jaar gewerkt.’ Na nog twee jaar bij Olmo kon Gerard aan de slag bij revalidatiecentrum Roessingh. Met gepaste trots vertelt hij ‘Daar heb ik tot mijn pensioen in 2012 nog eens 25 jaar volgemaakt. Ik heb er veel ellende gezien, maar wel prettig kunnen werken.’ Inmiddels is Gerard bijna 72, maar hij oogt fit en gezond. Gelukkig ook, samen met Ine en hun twee volwassen zoons, die weliswaar zijn uitgevlogen maar nog steeds in de buurt wonen. Gerben en Björn hebben een goede baan en zijn actief bij de waterpolo.
 
Woar kan ik oe van kenn’n?
 
Beter is het te vragen ‘woar a-j Gerard nich van kunt kenn’n’. Bij velen in de wijk is de vitale vutter een bekend gezicht. Bij tal van initiatieven is hij actief betrokken. ‘Eenmaal bij de deur weet iedereen je te vinden voor klusjes. Die doe ik meestal met veel plezier.’ Gerard houdt van de saamhorigheid en gezelligheid die er mee gepaard gaat. ‘En een grapje op z’n tijd.’
 
Tijdens de jaarlijkse lampiontocht staat hij ‘bij de vuurkorven en de heksen’ aan de beek te genieten van de lange voorbij trekkende stoet kinderen. Voor ‘Kerst in het park’ legt hij tientallen meters stroomkabels, voor onder meer het geluid en de verlichting. ‘Dat is improviseren, soms lijkt het alsof we bijna niet rond komen, maar uiteindelijk lukt het altijd.’
 
Aan de Pieter de Hooghstraat heeft het clubje ‘grijze muizen’ een opslagruimte met materieel, waarmee ze hun hand- en spandiensten in de wijk kunnen vormgeven. ‘Samen hebben we het heel mooi en ondertussen komt er een hoop voor mekaar,’ aldus een tevreden Gerard.
Wat wo-j mie vertell’n?
 
Gerard woont met veel ‘kunnigheid’ en plezier in de wijk. ‘Eerst vanaf ons trouwen in een flat aan de Van der Helststraat. In 1976, precies in de week na de geboorte van onze tweeling, kregen we de sleutel van onze woning aan de Dellenbeekstraat. Vanaf hier hebben we vrij zicht en kijken we rechts zo het fraaie bos van het Hoge Venterink in. Met de laag overkomende vliegtuigen was het in het begin wel even wennen. We hadden er gratis verlichting van en door het lawaai schrokken onze jongens zo erg dat ze vanuit de tuin vaak het huis in vluchtten. Inmiddels is dat verleden tijd en is het hier prettig wonen.’ 
 
Achter het huis hangt een oud straatnaambord aan de schuur. ‘Altijd handig, mocht ik de weg niet meer weten,’ grapt Gerard. Voor het huis is een grasveld waar buurtbewoners sinds een aantal jaren samenkomen voor het plaatsen van een gezamenlijke kerstboom of het afsteken van vuurwerk op oudjaarsdag. ‘Zo’n boom is vlot geplaatst, wat we met de overgebleven tijd doen laat zich raden.’ Gerard en Ine merken op dat het met de gemêleerde samenstelling in de straat steeds gezelliger wordt. Ze koesteren de momenten dat jong en oud mooi ongedwongen ‘deur mekaar löp’. Gerard legt uit: ‘Ik hou van gemoedelijkheid en flauwekul, ’n ondeugende streek op z’n tijd. Al bedoel ik ’t nooit gemeen.’
 
Tijdens de zomerfeesten kan Gerard geen actieve bijdrage leveren. Dan zijn hij en zijn vrouw op vakantie. ‘Eerst kregen ze me nooit ’t vliegtuig in, maar sinds ik het negen jaar geleden met angst en beven voor het eerst heb geprobeerd, gaan we elk jaar vijftien dagen naar de Canarische eilanden. Dat bevalt fantastisch!’ Daarnaast gaan Gerard en Ine in het voorjaar en vroege najaar met de caravan op pad in eigen land. ‘Naar Rijsburg bij Katwijk bijvoorbeeld, mooi centraal tussen zee, de bollenvelden en grotere steden als Leiden. Even rondkijken in een hele andere omgeving. Al ben ik daarna het liefst weer terug op oale groond.’
 
Woar wil ie mie op an hebb’n?
 
Gerard heeft Rob Wienk uit de Meerkolstraat bereid gevonden om zijn verhaal te doen voor de slinger. ‘Rob ken ik al heel lang. Hij werkt in de metaal en kelnerde bij Kothman. Bij NLdoet loopt Rob met de kruiwagen en ik ernaast met de schop.’ Zo simpel en soepel kan samenwerking zijn.
 
Wat breng ik van oe met?
 
Met een ‘Proatpoal’ onder de arm spring ik onder de steigers terug de stoep op, op weg naar de vogelbuurt achter het winkelcentrum. Kom maar op Rob! 

Tekst en foto’s: Charon Olde Riekerink